
Bedreigd leefmilieu
Bedreigd leefmilieu
Toen de kwikvis zwom
En de schippers
En de dokkers
Watergate blokeerden
En d’olie
In d’Imbramco zaak
Aan ‘t koken was
Toen Nixon en Pompidou
Bresnev en Willy Brandt
Oost en West verzoenden
Wijl Castor en Polux
Vergingen en Skylab
In grote kringen
Aan ‘t verhitten was
En een stoere Maegt
Ieder Intens In
Bekoring bracht,
Toen bleek dat al rond ons
Water, lucht en grond,
En ook de maatschappij
Bezoedeld was!
Kamiel Van Acker (1974)
—————————–
Carmina bucconica
Carmina bucconica
De wereld op zijn kop
is nu de grote mop
Alles wordt thans sex
het huwelijk iets geks
Productieve vrouwen werken
laten zich in mini merken
Herleidt dit haar tot Venus
de redding is abortus
Zo wil het Foedus humaniorum x
het kind een foetus sit errorum x
De wereld op zijn kop
wordt straks de reuze flop!
x Errare humanum est!
Kamiel Van Acker (1972)
—————————–
Moderne Steden
Moderne steden
Hoge buildings,
Brede ramen,
Laag plafond.
Kleine hokjes,
Kleine mensjes,
Als konijntjes,
Piepen rechts,
Pïepen links,
Onder, boven,
En nog hoger.
Flatneurose…
Hoge buildings,
Brede ramen,
Laag plafond.
Veel kantoortjes,
Een voor zaken
Van een firma.
Een als centrum
Van bestuur,
Een voor ‘t spoor.
En een Sabena.
Stadsneurose…
Brede banen
Van beton,
Nu eens onder
Dan weer boven
D’oude straten,
Brengen jachtig
De neuroten
Uit hun hokjes
In hun wagens
Naar de kust.
Auto-dozen…
Maar de bazen
Van de firma’s
Die bij ‘t bouwen
Geld opstrijken
Wonen niet
In zulke hokjes,
Spelen tennis,
Zwemmen heerlijk,
In de tuinen
Van hun villa’s
Geuren rozen!
Kamiel Van Acker (1973)
—————————–
Ned’rig
Ned’rig
Die ned’rig zijn
Van Hart,
In ‘t dragen pijn
En smart,
Die zijn zo lief
Den heer,
Als drukken grief
En zeer;
Die moedig toog
Ten strijd
Met domme hoog-
moed, nijd,
Als blanke bloem
Voor God
Bloeit hoog na roem-
loos lot.
Kamiel Van Acker (1930/31)
—————————–
Wintermaand op Driebeek
Wintermaand op Driebeek
Over de weide hangt de mist.
Waterdroppen beladen gras en riet.
De grond is zompig. Men ziet
Geen zon. Nakende winter is ‘t
De paarden trappen in het gras
De damp stijgt van hun lijven op
Of zij staren met gebogen kop
Roerloos naar ‘t omringende gewas
D’oude kruinen kronkelen omhoog
In zwart of grijs op wazig bleke lucht
Geen wind, niet eens een zucht
Beroert de bladeren in rottend loog
Het water schuurt de volle grachten
Een rat verspringt. Ginds verder daalt
een stille reiger neer en haalt
Zijn vlerken in, gereed tot ‘t lange wachten
De wilgen aan de waterkant
Zwaaien vervaarlijk met dreigende takken
Gespreid in hun krachtige hand
‘t Deert hen niet ze af te hakken.
Telken jare houden zij stand
Kamiel Van Acker (1976)
Heel mooi Peter, echt iets om te koesteren, een mooie souvenier voor ons allemaal.
Martine en Willem